حبُّ الدُّنيا

الحمد لله؛ أما بعد:
فاتقوا الله عباد الله، واعلموا أن من غرائز النفوس التي لا تكاد تنفك عنها حبَّ الدنيا؛ قال تعالى: ﴿ زُيِّنَ لِلنَّاسِ حُبُّ الشَّهَوَاتِ مِنَ النِّسَاءِ وَالْبَنِينَ وَالْقَنَاطِيرِ الْمُقَنْطَرَةِ مِنَ الذَّهَبِ وَالْفِضَّةِ وَالْخَيْلِ الْمُسَوَّمَةِ وَالْأَنْعَامِ وَالْحَرْثِ ﴾ [آل عمران: 14]، وقد أرشد سبحانه بعد بيان حالنا الضعيف مع زينة الدنيا إلى ما ينبغي لنا حقًّا أن نرتقي إليه؛ فقال تبارك وتعالى: ﴿ قُلْ أَؤُنَبِّئُكُمْ بِخَيْرٍ مِنْ ذَلِكُمْ لِلَّذِينَ اتَّقَوْا عِنْدَ رَبِّهِمْ جَنَّاتٌ تَجْرِي مِنْ تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَأَزْوَاجٌ مُطَهَّرَةٌ وَرِضْوَانٌ مِنَ اللَّهِ ﴾ [آل عمران: 15]، وقال سبحانه مُعَرِّيًا غريزة بني آدم: ﴿ وَتُحِبُّونَ الْمَالَ حُبًّا جَمًّا ﴾ [الفجر: 20]، وقال سبحانه مبيِّنًا حقيقة الدنيا وحال الغافلين معها: ﴿ اعْلَمُوا أَنَّمَا الْحَيَاةُ الدُّنْيَا لَعِبٌ وَلَهْوٌ وَزِينَةٌ وَتَفَاخُرٌ بَيْنَكُمْ وَتَكَاثُرٌ فِي الْأَمْوَالِ وَالْأَوْلَادِ كَمَثَلِ غَيْثٍ أَعْجَبَ الْكُفَّارَ نَبَاتُهُ ثُمَّ يَهِيجُ فَتَرَاهُ مُصْفَرًّا ثُمَّ يَكُونُ حُطَامًا ﴾ [الحديد: 20]، ثم نقل الوصف مباشرة للآخرة فقال: ﴿ وَفِي الْآخِرَةِ عَذَابٌ شَدِيدٌ وَمَغْفِرَةٌ مِنَ اللَّهِ وَرِضْوَانٌ ﴾ [الحديد: 20]؛ أي: اختاروا مصيركم، واحرثوا لآخرتكم، واعملوا لمنازلكم غدًا؛ وتدبَّر قوله تعالى ورحمته بنا حين زوى كثيرًا من ترف الدنيا عنا؛ فقال سبحانه: ﴿ وَلَوْلَا أَنْ يَكُونَ النَّاسُ أُمَّةً وَاحِدَةً لَجَعَلْنَا لِمَنْ يَكْفُرُ بِالرَّحْمَنِ لِبُيُوتِهِمْ سُقُفًا مِنْ فِضَّةٍ وَمَعَارِجَ عَلَيْهَا يَظْهَرُونَ ﴾ [الزخرف: 33]؛ قال الحسن رحمه الله تعالى: “لولا أن يكون الناس كفارًا أجمعون، يميلون إلى الدنيا، لجعل الله تبارك وتعالى الذي قال، ثم قال: والله لقد مالت الدنيا بأكثر أهلها، وما فعل ذلك، فكيف لو فعله؟“[1].

Alle lof zij Allah, en vervolgens:

Vrees Allah, o dienaren van Allah, en weet dat het een van de diepgewortelde neigingen van de ziel is om van deze wereld te houden. Allah, de Verhevene, zegt: “Voor de mensen is de liefde voor begeerlijke (zaken) als vrouwen aantrekkelijk gemaakt, (evenals de liefde voor) zonen, omvangrijke gouden en zilveren bezittingen, gemerkte paarden en kudden dieren en akkers.” (Soera Aal Imraan: 14)

Maar Allah, de Verhevene, leidt ons, na het benoemen van onze zwakte tegenover de pracht van deze wereld, naar iets waar we werkelijk naar zouden moeten streven: “Zeg (O Moehammad): ‘Zal ik jullie over (iets) beters dan dat mededelen? Voor degenen die (Allah) vrezen zijn er tuinen (de Paradijs) bij hun Heer, waar onder door de rivieren stromen, daar zijn zij eeuwig levenden en (daar zijn) reine echtgenotes en het welbehagen van Allah’.” (Soera Aal Imraan: 15)

Allah onthult ook de aard van de mens: “En jullie houden intens van rijkdom.” (Soera Al-Fajr: 20)

En Hij legt de realiteit van deze wereld en de toestand van de onachtzamen bloot: “Weet dat het wereldse leven slechts een spel is, een vermaak, een versiering en opschepperij tussen jullie en wedijver in vermeerdering van bezit en kinderen, als de gelijkenis van een regen waarvan de planten (die zij voortbrengt) bij de boeren verwondering wekt. Daarna worden ze droog en je ziet ze geel worden, en vervolgens worden ze tot vergane resten.” (Soera Al-Hadid: 20)

Vervolgens verplaatst Allah de beschrijving direct naar het Hiernamaals en zegt: “In het Hiernamaals is er een strenge bestraffing, maar ook vergeving van Allah en Zijn welbehagen.” (Soera Al-Hadid: 20)

Dit betekent dat jullie je bestemming moeten kiezen, werken voor het Hiernamaals en streven naar jullie woonplaatsen van morgen. En overpeins de Woorden van Allah en Zijn Genade wanneer Hij veel van de pracht van deze wereld van ons heeft weerhouden: “En als de mensheid dan niet tot één (ongelovige) gemeenschap zou worden, dan hadden Wij voor degenen die niet in de Barmhartige geloven de daken van hun huizen van zilver gemaakt, en ook de trap waarlangs zij omhoog gaan.” (Soera Az-Zukhruf: 33)

Al-Hassan, moge Allah hem genadig zijn, zei hierover: “Als het niet zo was dat alle mensen ongelovig zouden worden en naar de wereld zouden neigen, dan had Allah dat gedaan. Maar de wereld heeft al een groot deel van haar bewoners misleid, zonder dat dit gebeurde. Wat als Hij het wel had gedaan?”



وروى أحمد[2] بسند جيد أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال: ((حُبِّب إليَّ من دنياكم النساءُ، والطِّيبُ، وجُعلت قرة عيني في الصلاة))، وروى البخاري من حديث عائشة رضي الله عنها قالت: ((كانَ رَسول اللَّهِ صلى الله عليه وسلم يُحِبُّ الحَلْواءَ والعَسَلَ))، ونحو هذا من الطيبات المعينة على عبادة الله تعالى، فحبُّ الدنيا غريزة هذبتها الشريعة، وأكثرها محتاج لمجاهدة قلب حتى يكتفي منها بالبُلغة للوصول لغايته في الدار الآخرة، والعاقل هو من لم يُحبَّ الدنيا لذاتها، بل بما تفضي به إلى مرضاة الله.

En imam Ahmad heeft overgeleverd met een goede keten dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: “Van jullie wereld zijn vrouwen en parfums mij dierbaar gemaakt, en het gebed is de vreugde van mijn oog.”

En imam al-Bukhari heeft overgeleverd uit een hadith van Aisha (moge Allah tevreden met haar zijn), waarin zij zei: “De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) hield van zoetigheid en honing.”

Dergelijke goede dingen helpen een persoon in zijn aanbidding van Allah, de Verhevene. Liefde voor deze wereld is dus een natuurlijke neiging die de islamitische wetgeving heeft toegestaan binnen bepaalde kaders. Het meeste ervan vereist een innerlijke strijd om het te beheersen, zodat iemand zich beperkt tot wat nodig is om zijn uiteindelijke doel in het Hiernamaals te bereiken.

De verstandige persoon is degene die niet van deze wereld houdt omwille van haarzelf, maar vanwege wat zij leidt tot de tevredenheid van Allah.


قال ابن تيمية رحمه الله[3]: “ليس في الدنيا من اللذات أعظم من لذة العلم بالله وذكره وعبادته، ولهذا كان النبي صلى الله عليه وسلم يقول: ((حُبِّب إليَّ من دنياكم النساء والطيب، وجُعلت قرة عيني في الصلاة))، هكذا لفظ الحديث، لم يقل: حُبِّب إليَّ ثلاث، فإن المُحبَّب إليه من الدنيا اثنان، وجعلت قرة عينه في الصلاة، فهي أعظم من ذينك، ولم يجعلها من الدنيا“.

ومن أمثلة محبة العلم أن ابن هطيل رحمه الله تعالى كان مُوْلعًا بشرح الرضي على كافية ابن الحاجب، لا يفارقه في أغلب أوقاته، فلما حضرته الوفاة طلب هذا الشرح، ثم وضعه على صدره، وقال:
تمتَّعْ من شَميمِ عَرَارِ نجدٍ
فما بعد العَشيَّةِ من عَرَارِ

Ibn Taymiyya, moge Allah hem genadig zijn, zei: “Er is geen genot in deze wereld groter dan het genot van kennis over Allah, Hem gedenken en Hem aanbidden. Daarom zei de Profeet (vrede zij met hem): ‘Van jullie wereld zijn vrouwen en parfums mij dierbaar gemaakt, en het gebed is de vreugde van mijn oog.’ Dit is de exacte bewoording van de hadith: hij zei niet dat drie zaken hem geliefd waren. Want twee dingen van deze wereld zijn hem geliefd gemaakt, terwijl het gebed de vreugde van zijn oog is; het is verheven boven die twee en behoort niet tot de wereldse zaken.”

Een voorbeeld van liefde voor kennis is die van Ibn Hatil, moge Allah hem genadig zijn. Hij hield veel van en was erg gehecht aan het boekSjarh ar-Radhiy ‘alaa Kaafiyati ibn al-Haadjib”. Hij was bijna nooit ver van dat boek. En toen hij op zijn sterfbed was, vroeg hij om dit boek, legde die op zijn borst en zei:

“Geniet van de geur van de Arar-planten uit Najd, Want na deze avond zal er geen Arar meer zijn.”


وبالجملة يا عباد الله، فحب الدنيا غريزة هذَّبها الشرع، إنما المذموم هو المبالغة في زينتها، والتنافس في حطامها الذي يقسِّي القلب فيغفل عن معالي الآخرة، وترك زيادة الترفُّه والتنعُّم جادة نبوية لا مطلق الطيبات؛ فقد قال سبحانه: ﴿ قُلْ مَنْ حَرَّمَ زِينَةَ اللَّهِ الَّتِي أَخْرَجَ لِعِبَادِهِ وَالطَّيِّبَاتِ مِنَ الرِّزْقِ قُلْ هِيَ لِلَّذِينَ آمَنُوا فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا خَالِصَةً يَوْمَ الْقِيَامَةِ كَذَلِكَ نُفَصِّلُ الْآيَاتِ لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ ﴾ [الأعراف: 32]، وفي البخاري باب قول الله تعالى: ﴿ قُلْ مَنْ حَرَّمَ زِينَةَ اللَّهِ الَّتِي أَخْرَجَ لِعِبَادِهِ ﴾ [الأعراف: 32]، وقال النبي صلى الله عليه وسلم: ((كلوا واشربوا والبسوا وتصدَّقوا في غير إسراف ولا مَخْيَلة))[4]، وقال ابن عباس: “كل ما شئت، والبس ما شئت، ما أخطأتك اثنتان: سَرَفٌ أو مخْيَلةٌ“[5]، وأخرج البيهقي[6] أن ابن عباس لما ذهب لمناظرة الخوارج قالوا له: مرحبًا بك يا أبا عباس فما هذه الحُلَّة؟ قال: قلت: ما تعيبون عليَّ؟! لقد رأيت على رسول الله صلى الله عليه وسلم أحسن ما يكون من الحلل، ونزلت: ﴿ قُلْ مَنْ حَرَّمَ زِينَةَ اللَّهِ الَّتِي أَخْرَجَ لِعِبَادِهِ وَالطَّيِّبَاتِ مِنَ الرِّزْقِ ﴾ [الأعراف: 32].

Samengevat, o dienaren van Allah, liefde voor deze wereld is een natuurlijke neiging die door de islamitische wetgeving toegestaan is binnen bepaalde kaders. Wat echter afgekeurd wordt, is de buitensporige gehechtheid aan haar pracht en praal en het concureren in haar vergankelijke bezittingen, die het hart verharden en de mens afleiden van de verheven doelen van het Hiernamaals. Het vermijden van overmatig comfort en luxe is een profetische richtlijn, maar dat betekent niet dat het totaal verboden is om te genieten van deze wereld.

Allah, de Verhevene, zegt: “Zeg (O Moehammad): “Wie heeft de mooie kleding die Allah voor Zijn dienaren heeft gebracht en de goede dingen van de voorzieningen verboden verklaard?” Zeg: “Dit is op de Dag der Opstanding uitsluitend voor degenen die geloofden tijdens het wereldse leven.” Zo zetten Wij de Verzen uiteen aan een volk dat weet.” (Soera Al-A’raf: 32)

In Sahieh al-Bukhari is er een hoofdstuk gewijd aan dit vers: “Zeg (O Moehammad): “Wie heeft de mooie kleding die Allah voor Zijn dienaren heeft gebracht en de goede dingen van de voorzieningen verboden verklaard?”

De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Eet, drink, kleed jullie en geef aalmoezen, maar overdrijf niet en wees niet arrogant.”

Ibn Abbas (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “Eet wat je wilt en kleed je zoals je wilt, zolang je niet vervalt in het overdrijven of arrogantie.”

Imam al-Bayhaqi heeft overgeleverd dat toen Ibn Abbas naar een debat met de Khawarij ging, zij hem verwelkomden en vroegen: “O Aba Abbas, waarom draag je deze prachtige kleding?” Hij antwoordde: “Wat verwijten jullie mij? Ik heb de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) gezien in de mooiste gewaden. En dit vers is geopenbaard: ‘Zeg (O Moehammad): “Wie heeft de mooie kleding die Allah voor Zijn dienaren heeft gebracht on de goede dingen van de voorzieningen verboden verklaard?”’ (Soera Al-A’raf: 32)


ولنا في الأنبياء أسوة؛ فعن أبي هريرة رضي الله عنه عن النبي صلى الله عليه وسلم قال: ((بَيْنا أيُّوبُ يَغْتَسِلُ عُرْيانًا فَخَرَّ عَلَيْهِ جَرادٌ مِن ذَهَبٍ، فَجَعَلَ أيُّوبُ يَحْتَثِي فِي ثَوْبِهِ، فَناداهُ رَبُّهُ: يا أيُّوبُ، ألَمْ أكُنْ أغْنَيْتُكَ عَمَّا تَرى؟ قالَ: بَلى وعِزَّتِكَ، ولَكِنْ لا غِنى بِي عَنْ بَرَكَتِكَ))؛ [رواه البخاري][7]؛ قال القَسطلاني رحمه الله[8] “قوله: ((ولكن لا غِنى بي عن بركتك)): أي خيرِك، واستُنبط منه فضل الغِنى، لأنه سمَّاه بركة، ومُحالٌ أن يكون أيوب صلوات الله عليه وسلامه أخذ هذا المال حبًّا للدنيا، وإنما أخذه كما أخبر هو عن نفسه؛ لأنه بركة من ربه تعالى لأنه قريب العهد بتكوين الله تعالى، أو أنَّه نعمة جديدة خارقة للعادة، فينبغي تلقِّيها بالقبول، ففي ذلك شكر لها وتعظيم لشأنها، وفي الإعراض عنها كفرٌ بها، وفيه جواز الاغتسال عريانًا؛ لأنَّ الله تعالى عاتبه على جمع الجراد، ولم يعاتبه على الاغتسال عريانًا؛ أ.هـ.

Wij hebben een voorbeeld in de profeten. Van Abu Huraira (moge Allah tevreden met hem zijn) is overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Terwijl Ayoub (vrede zij met hem) zich naakt aan het wassen was, viel er een zwerm gouden sprinkhanen op hem neer. Hij begon ze in zijn kleding te verzamelen. Toen riep zijn Heer hem: ‘O Ayoub, heb Ik jou niet al voldoende gegeven zodat je hier niet naar hoeft te grijpen?’ Hij antwoordde: ‘Zeker, bij Uw Majesteit, maar ik heb altijd Uw zegen (gunst) nodig.'” (Sahieh al-Bukhari)

Al-Qastalani (moge Allah hem genadig zijn) zei hierover: “Zijn uitspraak: ‘maar ik heb altijd Uw zegen (gunst) nodig‘ betekent dat hij het (de gouden sprinkhanen) als een vorm van goedheid beschouwde. Hieruit kan men het voordeel van rijkdom afleiden, omdat hij het ‘zegen’ noemde. Het is ondenkbaar dat Ayoub (vrede zij met hem) dit geld aannam uit liefde voor de wereldse rijkdom; hij nam het, zoals hij zelf aangaf, omdat het een zegen van zijn Heer was. Het was een nieuw wonder, en het was gepast om het te accepteren en ermee Allah te danken. Het afwijzen ervan zou ondankbaarheid betekenen. Ook kan men hieruit afleiden dat naakt wassen toegestaan is, omdat Allah hem berispte voor het verzamelen van de sprinkhanen, maar niet voor het zich naakt wassen.”